Schelden en grof taalgebruik zijn een weerspiegeling van de samenleving

Schelden en grove taal zijn in onze samenleving de gewoonste zaak van de wereld geworden. Normen vervagen steeds meer. Die normvervaging zie je terug in de taal. Toch is het [...]

Schelden en grove taal zijn in onze samenleving de gewoonste zaak van de wereld geworden. Normen vervagen steeds meer. Die normvervaging zie je terug in de taal. Toch is het lastig om een grens te trekken tussen dat wat je wel en niet kunt zeggen. De een haalt zijn schouders op over taalgebruik dat de ander onbeschoft vindt.

 

Schelden is een interessant verschijnsel in de taal

Los van wat je ervan vindt, is schelden sowieso een interessant taalverschijnsel. In iedere cultuur wordt weer anders gescholden. Nederlandse scheldwoorden bestaan voornamelijk uit 3 typen: lichaamsdelen (klootzak, eikel, doos), dingen die uit die lichaamsdelen komen (schijt, pis, kak) of ziekten (tering, kanker, mongool). De eerste categorie is terug te vinden in bijna elke andere taal (Arschloch in het Duits, figa in het Italiaans), net zoals de tweede categorie (shit in het Engels, Scheisse in het Duits). Maar wij Nederlanders schijnen de enigen te zijn die elkaar nare ziekten toewensen. En in Italië en Servië, waar familie maatschappelijk een belangrijke rol speelt, kun je iemand juist hard raken door zijn familie iets slechts toe te wensen. Hoe er wordt gescholden, zegt dus ook iets over cultuur en volksaard.

 

Schelden en grove taal in de tweede kamer

Wat eigenlijk altijd geldt, is dat schelden en grof taalgebruik een uiting zijn van frustratie of onmacht. Je haalt er de druk mee van de ketel. En dat zie je overal toenemen. Zelfs op de beschaafdste plek van Nederland, de tweede kamer, worden schelden en grof taalgebruik steeds alledaagser. En hoewel veel mensen zeggen dat dat in het politieke debat niet kan, schuift ook hier de norm steeds verder op. In 2015 was het nog volop in het nieuws dat voormalig minister-president Rutte relschoppers in de Haagse Schilderswijk voor ‘achterlijke gladiolen’ uitmaakte. Maar in december 2024 hoorde je al bijna niemand meer toen Kamerlid Kati Piri over minister Faber zei: ‘dat mens is knettergek’. Tegen scheldwoorden en grove taal in de politiek, zoals ‘krijg de rambam’, ‘flapdrol, ‘crapuul’, ‘een grote nul’ of ‘gewoon je bek houden’, komen steeds minder Nederlanders nog in het geweer.

Bericht delen:

Verwante berichten